All you can eat

portret Rebekka De Wit

Ik hou niet meer van dierentuinen. Wel ooit gedaan. Het zijn de tijden, denk ik, niet iets in mezelf dat veranderd is. Of met de tijden ook ik. Het is niet alleen dat ik me tegenwoordig ongemakkelijk voel bij de verhouding tussen mij en de dieren, en dat ik vind dat ze er nogal misplaatst uitzien, waardoor ik me vervolgens op dezelfde manier gedraag als wanneer ik door de hoerenbuurt loop (sorry, sorry, sorry, sorry mompelend, terwijl, wat weet ik ervan). Het gaat me vooral om de mensen die in de dierentuin rondlopen. Ik ben er ook, dat weet ik, maar toch. Om te beginnen is het een volslagen wonder dat ik de huid van een giraf kan zien glanzen in de hete julizon.

Ik weet niet hoe die beesten in het centrum van Amsterdam zijn terechtgekomen, maar er is een hele familie, samen met gazelles en zebra’s die tegen een geschilderde savanne hooi uit een grote ijzeren bak eten. (Als kind dacht ik dat er speciale giraffenvliegtuigen waren met een uitstekende nekhouder.)

Ook de vissen, de okapi’s, de ijsberen en de zeeleeuwen moeten daar op de een of andere manier zijn geraakt. Toch loopt iedereen er rond met een blik alsof ze bij een all you can eat-buffet zijn en twijfelen over een vierde keer opscheppen. Je hebt eigenlijk geen zin meer, maar het kostte een lieve duit, dus laten we er maar zo veel mogelijk van eten. Ik kan natuurlijk niet achterhalen hoe mijn eigen gezicht erbij hangt, maar ik durf niet uit te sluiten dat het heel anders is dan bij de mensen om me heen.

‘Fred, wil jij nou nog naar de toekans? Want hier zijn ze!’, roept een vrouw achter me, een beetje geïrriteerd. ‘Oh ja’, zegt Fred. ‘Die snavel is minder geel in het echt.’

De ruimtebarons die elkaar nu aftroeven, zeggen dat ze de ruimte in willen om het overview effect te voelen. Dat wil zeggen: de genegenheid en liefde voor de aarde die ontstaat als je haar ziet als een eenzame blauwe knikker in een oneindig universum. Dat is een leugen, denk ik. Zij zullen daar in die raket de kosmos niet internaliseren, maar als achtergrond gebruiken, met name als bewijs voor hun eigen grootheid in plaats van kleinheid.

Ergens in het blauw van die eenzame knikker liggen de Straat Torres-eilanden. Het zijn kleine eilandjes die Jeff Bezos waarschijnlijk niet heeft opgemerkt, onder meer omdat ze nu onderlopen door klimaatverandering. De bewoners hebben een rechtszaak aangespannen tegen Australië, waartoe ze officieel behoren, voor het veroorzaken van zeespiegelstijging. Want ze zullen daardoor moeten verhuizen. Ze beroepen zich op het right to dignified life, door de VN vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

De advocaat die hen verdedigt, vertelde daarover dat de oorspronkelijke bewoners zo samenhangen met hun omgeving, met de zee, de bomen en de golven, dat ze, als ze straks worden geëvacueerd naar een buitenwijk van Brisbane, geen waardig leven meer kunnen leiden. Dat vond ik een mooi beeld. Dat doordat je zo samenhangt met je omgeving, je leven zijn waardigheid verliest als je eruit wordt gehaald. Het is blijkbaar een recht waar alleen ‘oorspronkelijke bewoners’ zich op kunnen beroepen.

In de dierentuin prijkte een bord waarmee je je spanwijdte kon meten en vergelijken met andere dieren. Die van mij was niet heel groot. Toen ik voorbij de gieren liep, keken ze niet op of om, alsof ze haarfijn doorhadden dat mijn spanwijdte vrij weinig voorstelt, maar dat ik toch met kortingsbonnen was binnengekomen en naar huis kon zonder dat daar een paradigmawissel voor nodig was.

Link naar de column.