Terwijl we gingen zitten op een bankje in het bos, pakte hij zijn telefoon om een foto van het moment te maken. Of eigenlijk van het moment waarvan hij vermoedde dat het eraan zat te komen. We hadden onze tassen naast ons gezet en waren met onze billen op weg naar het bankje, en terwijl we dat deden, pakte hij zijn telefoon al. De kans was klein dat dit nog een moment zou worden.
We waren gaan wandelen in de duinen, al een uur onderweg. De zon scheen, vogels vlogen af en aan door een strakblauwe lucht. Doordat hij zijn telefoon pakte, was het alsof ik op de wc ging zitten, maar nog niet mocht plassen. De vorige keer dat we gingen wandelen, gebeurde ongeveer hetzelfde. We stonden op een heuveltje, zagen eekhoorns in de verte en net op het moment dat ik wilde denken: wat is dit mooi, wat ongelofelijk dat we hier nu even zijn, pakte hij zijn telefoon om een foto van ons te maken, waardoor het even leek alsof een ambtenaar mij een formulier onder de neus drukte waarop stond: ‘Voordat u dreigt op te gaan in het moment, willen we even een bevestiging van het feit dat u hier bent.’
Ik had toen zo nadrukkelijk gezucht dat hij zei dat hij nooit goede foto’s had van leuke momenten en dat hij nu had besloten zijn telefoon altijd klaar te hebben voor het moment daadwerkelijk plaatsvond. Mijn chagrijn vond hij aanstellerij. Toen hij me de foto doorstuurde van die dag, werd ik vooral herinnerd aan wat ik dacht toen de foto werd genomen: godverdegodver. Hij had ze op zijn koelkast gehangen en elke keer dat ik bij hem thuis ben, word ik herinnerd aan die splijtzwam in de duinen.
En nu we weer samen op een bankje zaten, zei hij nog voor ik kon zuchten van geluk of irritatie: ‘Dit is niet voor mij, dit is voor historici later, dan weten ze wat we deden in de coronacrisis.’ Hij maakte de foto, ik deed niet mijn best om te verbloemen wat ik dacht, wat er blijkbaar toe leidde dat ik mijn hoofd naar achteren trok en zodoende een onderkin op de foto had.
De hele weg had hij zijn beklag gedaan over zijn bovenbuurvrouw, die een hondenuitlaatservice heeft, maar in plaats daarvan al die honden een paar uur bij haar binnenhoudt. Hij had al een paar keer geprobeerd er iets van te zeggen, maar zij had hem afgesnauwd, waarop hij nooit meer haar post voor haar ophaalde.
Net voor we gingen zitten, had hij zich hardop afgevraagd of hij moest verhuizen. Wellicht wilde hij met de foto een leven suggereren dat hij niet had, maar waar hij wel hartstochtelijk naar verlangde, waarin hij iemand was die zich niet druk maakte om een snauwende buurvrouw. Ik dacht dat we daar vanzelf zouden zijn uitgekomen als we nog even met onze ogen dicht in de zon hadden gezeten op dat bankje.
Om de een of andere reden heb ik niet het gevoel dat historici straks met een loep naar onze foto’s zullen kijken. Het schijnt dat er elke minuut 450 uur aan videomateriaal wordt geüpload en dat er een website is met filmpjes die op Youtube nul views hebben. Er lijkt meer representatie dan werkelijkheid en misschien was dat wel de reden dat ik het zo storend vond dat ik daar in de dui- nen, terwijl alle beesten zoemden, vlo- gen en rolden, weer op de foto moest. Daarmee kwam ik nog verder van de vogels af te staan dan ik al stond, terwijl ik juist voor het tegendeel naar het bos was gekomen.
Link naar de column.