Soms lees je weleens dat de dingen goed kwamen door ‘druk van de internationale gemeenschap’. Tijdens de dictatuur van Pinochet in Chili is er door druk van de internationale gemeenschap een volkstelling gekomen, waardoor Pinochet uiteindelijk is afgetreden. De internationale gemeenschap is op dit moment blijkbaar bezig Iran onder druk te zetten en zou nu de druk op China moeten opvoeren, als ik de kranten mag geloven. Toen ik onlangs aan een topdiplomaat vroeg wie de internationale gemeenschap eigenlijk is, moest hij lang nadenken. ‘Goede vraag’, zei hij. Dat hij moest nadenken baarde me zorgen, omdat ik dacht dat hij zo ongeveer de nieuwsbrieven van die gemeenschap schreef.
Tot dan toe heb ik het geruststellend gevonden om te horen dat de internationale gemeenschap ‘ermee bezig’ was. Met de dingen. Ik stelde me altijd een soort raad der wijzen voor, die na alle officiële plichtplegingen en persconferenties in een andere dimensie nog even duidelijk konden maken dat ze het zagen. Wat er allemaal misging. Dat ze het niet goedkeurden. In mijn verbeelding leidde dat gebrek aan goedkeuring al tot iets. Een glimp van twijfel.
Toen Bolsonaro aan de macht kwam, werd geroepen dat de internationale gemeenschap de druk op Brazilië moest opvoeren. Merkel heeft toen geloof ik gezegd dat ze weleens met hem wilde spreken over zijn ontbossingsbeleid, waarop Bolsonaro natuurlijk zijn middelvinger opstak en zei dat hij haar niks te zeggen heeft zolang er biefstukjes gegeten worden in het Westen.
Daaruit concludeerde ik dat Merkel lid is van de internationale gemeenschap en dat in die gemeenschap de meeste biefstukjes worden gegeten.
Brazilië is blijkbaar ook lid van de internationale gemeenschap, las ik in een artikel over Bolsonaro’s covidaanpak of eigenlijk over zijn gebrek daaraan. In hetzelfde artikel stelde een Braziliaans oud-militair dat er ‘binnen het leger geen animo is voor een staatsgreep’.
Geen animo voor een staatsgreep. Ik dacht dat het woord animo meer betrekking had op borrelsnacks of de keuze voor een groepsuitje. ‘Is er eigenlijk animo voor een portie bitterballen?’ Zoiets.
Mijn voorstelling van het Braziliaanse leger veranderde daardoor heel even in iets gezelligs, in iets wat ik me over het Schotse leger heb laten vertellen, namelijk dat het zich bekwaamt in Highland dancing en theedrinken. Dat lijkt dan weer op koolmezen die zingen om hun territorium te verdedigen en niet vechten. Ook dat vond ik opbeurend. Daarbij komt dat een vogelgeluidenexpert de geluiden van de koolmees heeft opgenomen en vertraagd en die blijkt iets te zingen dat qua compositie tussen Mozart en Arvo Pärt in zit.
Ik dwaal af. Wellicht omdat ik nog niet durf te concluderen dat de internationale gemeenschap niet echt bestaat. Als Brazilië erbij hoort en een topdiplomaat niet weet wie de gemeenschap is, vermoed ik dat er geen groter plan is.
Onlangs belde iemand bij mij aan en vroeg of mijn ouders thuis waren. Ik was even stil, wist niet goed wat ik daarop moest zeggen en zei toen: ‘Maar ik bén ouders.’ Ik snapte wel waarom hij het vroeg. Ik had een grote grijze hoody aan met een plaatje van Pearl Jam erop en had een zakje ribbelchips in mijn hand. Ik realiseerde me dat ik er niet echt als ouders uitzag en dat ik me soms gedraag alsof mijn ouders niet thuis zijn (douchen terwijl ik een stukje appeltaart eet).
Misschien dat Merkel weleens gebeld is en de vraag kreeg of de internationale gemeenschap thuis is en dat ze om zich heen keek, niemand in de buurt zag en zei: ja, shit, volgens mij spreek je daarmee.
Link naar de column in De Standaard.