Limbo

Het bijzondere aan stuccen, voor mij als amateur dan toch, is dat je de hele tijd denkt: dit gaat fout, waarom doe ik dit toch ook, ik kan dit helemaal niet. Totdat je in de allerlaatste fase het gips op je muur nog eens natmaakt (‘the fini­shing trowel’, noemt mijn Britse leraar op Youtube dat) en simpelweg afstrijkt tot een glad geheel. Ik kan me voorstellen dat als je eenmaal een professionele pleisteraar bent je al die fases kalm en sereen kunt ondergaan, maar als zaterdagochtendklusser is muren bezetten een ware emotionele achtbaan. Sterker nog: ik weet niet of ik me eerder zo trots heb gevoeld als toen ik gisteren de pleisterlaag vol krasjes, strepen en putjes langzaam onder mijn handen zag veranderen in een spiegelgladde muur.

Ik heb eerder gemerkt dat die trots bij stuc-klusjes moeilijk overdraagbaar is. Laat je je vrienden vol verwachting een hagelwitte kamer zien, kijken ze vertwijfeld rond op zoek naar wat ze nu precies moeten zien. ‘Dit zijn gewoon normale witte muren, toch?’ vragen ze vertwijfeld. ‘Inderdaad!’, zeg je. Maar je ziet stuc blijkbaar alleen als het fout is gegaan. Of zoals de Brit op Youtube zegt: je werkt vooral om je werk onzichtbaar te maken.

De afgelopen covid-jaren ben ik ­beginnen te kijken naar klussers op Youtube. Ik volg onder anderen een Nieuw-Zeelandse aannemer, een paar Amerikaanse meubelmakers en twee Canadese klusjesmannen, die allemaal hun eigenaardigheden hebben. Zo ­bespreekt de Nieuw-Zeelandse man in elk filmpje uitgebreid zijn lunch en kan de Canadese klusjesman met zijn camera de randjes en putjes in zijn stucwerk niet goed in beeld brengen – wat hij in elk filmpje opnieuw uitvoerig uitlegt.

Het enige nadeel van die gratis op­leiding is misschien dat alles in Engels gaat, wat me heeft opgezadeld met een vrij onhandig klusvocabulaire. Tevergeefs zoek ik in de doe-het-zelfzaak naar ‘lightweight all-purpose mud’ en afge­lopen zaterdag stond ik weer in zo’n ­gespecialiseerde kluswinkel, waar ik me sowieso altijd al wat misplaatst en op­gelaten voel, stotterend te vragen of ze misschien ook ‘zelfcentrerende boortjes’ hebben, omdat de Canadees al drie filmpjes lang enthousiast vertelt over ‘self-centering drill bits’.

Dat ik mijn dagen vul met klussen komt vooral omdat ik in een merkwaardig limbo zit. De leegte doet me enigszins denken aan de eerste lockdown, maar de reden is dit keer geheel anders. Over een maand verwacht ik mijn eerste kind. En hoe dichterbij die datum komt, hoe groter de onbestemdheid van het wachten wordt. Het enige wat op dit moment zeker lijkt, is dat mijn leven er radicaal anders gaat uitzien, maar hoe precies – ik heb geen idee. En hoeveel mensen ook zeggen ‘dat ik nog echt even moet genieten van het uitslapen’, het lukt me maar moeilijk om daar meer of minder van te genieten dan ik normaal gesproken doe.

Dus klus ik maar en kijk ik filmpjes over klussen in de hoop dat straks, net op tijd, als de baby geboren wordt, het stof van de laatste verbouwing is gaan liggen. (Soms, als ik met zakken puin naar buiten loop en met zakken gips naar binnen, denk ik dat verbouwen niet meer is dan dat: stof losmaken, vastzetten en verplaatsen.) Intussen stel ik mezelf gerust dat als ik straks met een huilende baby na weer een slape­loze nacht overvallen word door de ­gedachte ‘dit gaat fout, ik kan dit helemaal niet’, er ook in het grootbrengen van kinderen wellicht iets zal bestaan als een finishing trowel. En dat ik op ­Youtube ongetwijfeld iemand kan vinden die me daar alles over wil vertellen.

Link naar de column