Man, je bent toch geen 14 meer

Freek Vielen leest Sam Sheppard voor ds Letteren.

Man, je bent toch geen 14 meer

Van de betreurde Amerikaanse toneel- en romanschrijver Sam Shepard verscheen zopas het bejubelde The one inside in Nederlandse vertaling. Freek Vielen las het werk van dit icoon in zijn vakgebied en hoorde een stem ‘naar wie ik eigenlijk niet wil luisteren’.

Zaterdag 30 mei 2020 om 0.00 uur

 

‘Als je vijftig jaar zijn legendarische coolheid hebt bekeken, geloof je dat hij over the right stuff beschikt, of je gelooft van niet.’ Dat is de openingszin van de bespreking in The Washington Post van The one inside van de Amerikaanse schrijver en acteur Sam Shepard die in 2017 op 73-jarige leeftijd overleed. De Amerikaanse recensenten zijn er nagenoeg allemaal van overtuigd dat Shepard beschikt over the right stuff. Ze lezen met een welwillendheid alsof hun favoriete buurtbistro een nieuw gerecht op de kaart heeft.

Ik heb de luxe van die jarenlange vertrouwdheid met Shepard niet. Als ik hem google, herken ik zijn gezicht van een paar films, maar als er mij tijdens een pubquiz zou zijn gevraagd welke toneelschrijver er na Shakespeare het meest wordt gespeeld in de VS, had ik het antwoord schuldig moeten blijven. Wellicht dat Arthur Miller of Eugene O’Neill in mijn hoofd zouden zijn opgepopt, maar die namen zouden me geen punten hebben opgeleverd. Sam Shepard, ook bekend als theater- en filmacteur, blijkt met moderne klassiekers als Buried child en True West de populairste toneelschrijver van de VS te zijn.

Nu ik The one inside van 2017 lees, pas vertaald als Die vanbinnen, snap ik dat ergens wel. Het boek bestaat uit een losse verzameling van notities, herinneringen, dromen en dialogen. Zowel in die dialogen als in de notities verraadt Shepard zijn toneelachtergrond. Zijn proza beschrijft niet, maar noteert. In zinnen van drie, vier woorden, soms nog korter, vertelt hij wat hij ziet. ‘Hij is wakker – 5 over 5 ’s ochtends. Aardedonker. Coyotes in de verte. Moeten het wel geweest zijn. Hij is in ieder geval wakker.’ Het zijn beschrijvingen die uitnodigen om op het podium uitgesproken te worden, vooral omdat de beschrijver meedoet met het verhaal, en zo – door te spreken – personage wordt.

Je mag me vooringenomen noemen, of burgerlijk, maar ik had geen zin meer om te horen over zijn vijftig jaar jongere vriendin

Ook de dialogen lijken uit een toneelscript te zijn weggelopen. Zonder bijkomende gedachten, zonder beschrijvingen, zelfs zonder aanduiding van wie er aan het woord is, staan de zinnen als kale dialoog afgedrukt. Het zijn precies het soort dialogen waarvan toneelspelers houden, heb ik gemerkt: veel ingehouden emotie, duidelijk van sfeer en direct van taal.

Taboe!

Het verhaal van Die vanbinnen cirkelt losjes rond de herinneringen, dromen en belevenissen van een bijna 70-jarige acteur/schrijver die in een trailer in het zuiden van Amerika woont. In de kantlijn schrijf ik dat ik vooral lees om iemands stem te leren kennen, of dat nu van de schrijver of van een personage is. Tachtig pagina’s verder noteer ik: ‘maar wat als het de stem is van iemand naar wie je eigenlijk niet wil luisteren?’.

Het hoofdpersonage is samen met een jong meisje met wie hij wel/niet naar bed wil gaan en dat uiteindelijk wel/niet doet. Hij noemt haar Chantage Meisje omdat zij hun gesprekken heeft opgenomen en als literatuur wil uitgeven, wat hij onzin vindt. Ondertussen denkt hij vaak aan Felicity, een 14-jarig meisje dat met zijn vader naar bed ging. (‘Ze gilde het uit als een konijn in de val als ze achterstevoren op mijn vaders lul zat.’) Later verdween de vader en verleidde ze hem. Hij was toen 13 en wist zich geen raad met zijn verlangens en zijn angsten. ‘Ze begon te gillen en dezelfde geluiden te maken die ze de eerste keer met mijn vader gemaakt had.’

Floor von Dülmen Kumpelmann

‘De volgende morgen verschijnen Chantage Meisje en ik op de set. Iedereen leek stomverbaasd en vooringenomen. Zelfs in dit tijdperk van vrijgevochten zelfingenomenheid veroorzaakt het achterdocht – een bijna zeventigjarige man met een twintig jaar oud meisje. Taboe!’ en ik denk: ja. Je mag me vooringenomen noemen, of burgerlijk of wat dan ook, maar ik had geen zin om meer te horen over zijn vijftig jaar jongere vriendin en zijn steunende onvermogen om zich te verbinden met iemand.

Het gaat er daarbij niet eens zozeer om de vraag of ik de daad moreel afkeur of niet. Het gaat vooral over het totale gebrek aan introspectie van het personage. Zijn voortdurende slachtofferschap. Zijn slappe houding. Dat hij haar Chantage Meisje noemt alsof niet hij, maar zij de touwtjes in handen heeft. Vijftig jaar na de feiten presenteert hij zich nog steeds als het slachtoffer van de zelfmoord van Felicity op 14-jarige leeftijd.

Niet voor mij

Ik dacht tijdens het lezen geregeld wat ik sinds #MeToo al zo vaak heb gedacht. Vooral bij moeizame excuses van mannen die op hun gedrag werden aangesproken. Je bent geen 14 meer, dacht ik. Word volwassen en neem je verantwoordelijkheid. Naar het einde toe kon ik het afwezige gemompel niet meer horen; het was me niet gelukt om empathie laat staan sympathie te ontwikkelen voor deze stem. Het zwijgzame noteren van de ik-figuur, het peinzen, met een grasspriet in de mond over de prairie staren: het begon me dusdanig tegen te staan, dat de tekst voor mij verschrompelde tot nep en alsof, tot gewilde pijn en ingebeelde diepzinnigheid.

Ik voel steeds sterker het verlangen om de laatste boeken van Donald Hall te herlezen: Notes nearing ninety en Essays after eighty. Donald Hall is een groot Amerikaanse dichter en kinderboekenschrijver die in de laatste jaren van zijn leven in hoofdstukjes zijn dagen als tachtiger en bijna-negentiger beschrijft. Het goede van Hall is dat hij in zijn boeken voortdurend zijn eigen leeftijd is. En vanuit die leeftijd kijkt hij met grote scherpte naar de wereld en zijn eigen leven. ‘Je bent oud als de ober je niet zegt dat je de menukaart ondersteboven hebt’, schrijft hij. ‘Je bent oud als je gokt dat het zondag is, omdat er geen post komt.’ Hij schrijft over zijn kunstgebit, over de kleren die hij niet meer aandoet, maar net zo goed en ontroerend over collega-schrijvers, over de twee vrouwen met wie hij getrouwd is, en ja – ook over zijn fouten die hem nog altijd kwellen.

Een groot verschil is dat Donald Hall vooral ook heel erg grappig is. Waar Die vanbinnen gedrenkt is in ernst, moet ik bij Hall geregeld hardop lachen en krijg ik ook zin om de teksten voor te lezen. Is het dan vooral het gebrek aan humor waardoor het boek van Shepard me zo afstootte? Ik weet het niet. Misschien is het simpeler. Misschien beschikt Shepard voor mij niet over the right stuff. Misschien komt het erop neer dat ik vooral lees om mezelf scherper te zien.

Als dat zo is, dan is Die vanbinnen geschreven voor mensen die om andere redenen boeken lezen. Of voor hen die zich herkennen in de legendarische coolheid van een zwijgzame cowboy, die eenzaam rondjes rijdt tussen coyotes, jonge meisjes en afwezige vaders.

Sam Shepards Die vanbinnen is uit bij uitgeverij Nobelman.

Freek Vielen (35) is theatermaker en -schrijver bij De Nwe Tijd.