Moment

portret Rebekka De Wit

Een wiskundige vertrok jaren geleden naar Afghanistan om te kijken naar de afwezigheid van de eeuwenoude Boeddhabeelden in een vallei. Die gigantische beelden waren in 2001 door de taliban opgeblazen en de wiskundige ging erheen omdat hij gefascineerd was door de vraag of afwezigheid ook een vorm van aanwezigheid is. Ik herinner me dat de wiskundige dat vertelde in een interview en toen een blokje gatenkaas uit zijn zak haalde, waarop hij de interviewer vroeg of de gaten in de kaas ook kaas zijn. Na wat opzoekwerk bleek dat ik het interview in 2010 heb gezien en dat hij geen wiskundige was, maar filosoof, en dat hij ook naar veel steden is getrokken waar ooit standbeelden hadden gestaan van Stalin, Lenin, Saddam Hoessein, om uit te zoeken of je de afwezigheid van die standbeelden ervaart.

Het interview was online niet meer te vinden (wat me vreemd genoeg opluchtte). De reden dat ik dat interview terugzocht, was omdat ik – misschien wel sinds het uitkomen van dat alarmerende IPCC-rapport – me afvraag hoe je een monument kunt oprichten voor de dingen die niet gebeurd zijn, omdat mensen ze geweigerd hebben. Een monumentje voor de infrastructuurprojecten die een politicus niet liet doorgaan omwille van een stel oude bomen, de prijzen die een artiest niet in ontvangst nam omwille van het corrupte bestuur, et cetera.

Af en toe kom ik weleens een spoor tegen van weigering. Nick Cave weigerde een MTV-award, omwille van de ‘kwetsbare relatie met zijn muze’. Sartre de Nobelprijs. Ooit had iemand het onzalige plan om een dijk te bouwen langs de Waddeneilanden en het was, geloof ik, een zeventienjarige jongen die twee jaar van zijn leven gaf om dat te voorkomen.

Nergens staat op de Waddeneilanden een standbeeld voor die jongen, met de tekst: ‘dit was er bijna niet meer, maar dankzij die en die nog wel’.

Misschien zou het helpen, als we afwezigheid of weigering op een of andere manier zouden belonen, als al die slechte plannen die we hadden maar op het laatste moment toch niet doorgingen ook een plek krijgen in onze publieke verbeelding.

Het schijnt dat de Chinezen – lang voor de Europeanen – boten hadden waarmee ze de hele wereld konden koloniseren. Het schip waarmee Vasco Da Gama naar China ging, leek een reddingssloep, zo naast die Chinese boten. Ik heb weleens gedacht dat er een monument had moeten komen voor de Chinezen die toen afzagen van kolonisering. Het idee was wel in ze opgekomen, schijnt, maar ze deden het gewoon niet. Of ja, gewoon. Waarschijnlijk helemaal niet gewoon. Nu staat heel de wereld vol met standbeelden van al die Europeaanse mannen die dat wel deden en daar vervolgens de rest van de wereld mee hebben besmet.

Het argument dat de Chinezen, of preciezer gezegd de confucianistische Mandarijnen, thuis hield, was dat ze eerst maar eens intern hun zaken op orde moesten hebben, voordat ze aan de rest van de wereld begonnen. Dat vond ik een valide argument, dat blijkbaar nog steeds geen postvat bij alle sukkels die zich bezighouden met verhuizen naar Mars.

De Boeddhabeelden zijn er overigens nog wel een beetje, ze zijn alleen gebroken en daarmee een nieuw soort monument geworden. Ik zou niet willen zeggen mooier. Wel verdrietiger. Misschien meer in lijn met hoe het is.

De Hazara – een vervolgd volk dat leeft in de vallei waar de beelden staan – hebben de Boeddha’s 1.500 jaar beschermd, staat op Wikipedia. Vijftienhonderd jaar. Dan waren ze dus begonnen rond 600. Europa was toen weer bezig een bos te worden. Als we er 1.500 jaar in waren geslaagd bomen niet om te hakken, waren ze nu een monument.

Link naar de column.