Roze limonade voor een kleine demon

Gisteren had mijn dochter stiekem mijn telefoon gepakt. Eigenlijk mag ze niet op mijn gsm. Om verschillende redenen. Ten eerste omdat er dan ineens 500 selfies op mijn gsm staan van haar neusgaten (ze is vier en kan niet supergoed kadreren). Ten tweede omdat ik dan per ongeluk allemaal abonnementen blijk te hebben genomen op dingen in de app store. Maar vooral mag ze niet op mijn telefoon, omdat ze er een kleine dictator van wordt. Vooral op Youtube, dan gaat het helemaal mis. Het is een combinatie van te veel keuze en vast komen te zitten in een eindeloze lus van filmpjes waarin mensen speelgoed uitpakken, plastic eenhoorns laten zien en bakjes gekleurde klei. Wat dan vervolgens filmpjes worden van hoe dat speelgoed in die klei wordt geduwd. Wat dan per ongeluk fetish-filmpjes worden van vacuüm trekkende klei rond objecten en je beseft dat je in het verkeerde algoritme terecht bent gekomen … We leven in een vreemde tijd, zoveel is zeker.

Ik merkte in elk geval dat ze dus agressief werd van die Youtube-rabbitholes. Ik bedoel, ze vond het geweldig, die eenhoorns en harde muziek, daar niet van. Maar het was een soort suiker-overdosis-effect, met na de high de onvermijdelijke val. En dan riep ze na zo’n sessie ineens: ik wil LIMONADE. En daarna: deze ­limonade is niet ROZE genoeg! Ik heb toch gezegd dat ik ROZE ­LIMONADE WIL. Terwijl ik ­verbijsterd kijk naar de demon die mijn dochter heeft overgenomen. En dus op een dag zei ik: lieverd, mijn telefoon is stuk. (Het scherm was net gebroken, dus dat maakte het verhaal geloofwaardig) Jammer he, zei ik. En sindsdien zit mijn telefoon in mijn jaszak in de gang. En zijn we allebei offline. En puzzelen we. Of we spelen ‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’. Echt een aanrader. Maar gisteren was het ineens een tijdje stil. Verdacht stil. Zo’n stilte waarin iemand ofwel met een stift op de muren aan het ­tekenen is, of een pot billenzalf over de zetel aan het uitsmeren is. Dus ik ging op zoek naar de bron van die stilte. Ik liep naar de gang en vond mijn dochter in een hoekje onder de jassen in gesprek verwikkeld met mijn telefoon. Alsof ze met iemand aan het bellen was. Ze had blijkbaar het knopje van de Google assistent gevonden. In plaats van de telefoon af te pakken, bleef ik stiekem staan luisteren en hoorde haar zeggen: hallo? Wie ben jij? Ben je echt kapot? De stem zegt: kun je je vraag herhalen? Ik begrijp niet wat je bedoelt. Waarop mijn dochter zegt: heb jij vrienden? Waarop de stem zegt: jij zou een vriend voor me kunnen zijn, maar ik voel me zo ook al een geheel.

Mijn dochter vraagt: heb je een huisdier? De stem zegt: ik niet, maar mijn desktopcomputer heeft wel een muis. Mijn dochter vraagt: heb je ook een mama? De stem zegt: er zijn heel veel mensen bij Google die mij hebben gemaakt. Waarna mijn dochter ineens vraagt: bestaan walvissen? De stem zegt: dit zijn de resultaten die overeenkomen met je zoekopdracht. Het is even stil en dan hoor ik zachtjes wowwww, dus ik neem aan dat er foto’s verschijnen van walvissen. Waarna mijn dochter fluistert: weet jij of de aarde bestaat? Dan hoor ik voetstappen en komt ze de woonkamer ingestormd, wangen rood van opwinding. Ze laat me mijn gebarsten telefoonscherm zien, met daarop allemaal foto’s van de aarde. Allemaal blauwe bollen met witte mist eromheen in een oneindig groot heelal. Kijk mama! roept ze, met twinkels in haar ogen, de aarde bestaat! Er zit een mevrouw in je telefoon! En die zegt dat de aarde bestaat! Wauw, zeg ik terwijl ik de telefoon zachtjes uit haar handen haal en in mijn jaszak laat glijden, wat cool dat de aarde bestaat … Terwijl we naar de tafel lopen om ­verder offline te puzzelen aan een eenhoorn met 150 stukjes.