Uit de knoop

portret Rebekka De Wit

Op de verjaardag van mijn zus gingen we samen naar het zwembad. Toen ik in de rij wilde aanschuiven voor de kassa, zag ik een vrouw schalks naast me staan met een jongetje dat al in zijn zwembroek stond. Ik keek haar een paar keer aan en het leek me de vraag wie nu eerst was, waarop ik zei: ‘Ga maar, hoor’, en zij mij vervolgens zowat in de armen vloog. Haar zoontje was thuis gevallen, waardoor ze wat vertraging hadden opgelopen, maar hij moest op tijd naar de zwemles, en omdat ze haast hadden, wilde ze niet met de fiets, want hij kon nog maar net fietsen en het zou hem nooit lukken om zo hard door te trappen, helemaal in deze stromende regen. Daardoor waren ze met de trein gegaan, maar het regende zo verschrikkelijk hard dat de treinen vertraging hadden, waardoor ze moesten rennen van de trein naar het zwembad en ze wilde echt niet te laat komen. Dus ontzettend bedankt. Haar zoontje liet zijn vinger aan mij zien, terwijl hij nog steeds in zijn vissenzwembroek naast mij stond en ik door de regen en de kou een soort astronautenpak aanhad.

Het brak ongeveer mijn hart dat ze niet durfde te vragen of ze voor mocht, terwijl het helemaal niet zo duidelijk was dat ik eerst was. Bovendien had ik in die rij helemaal niks te zoeken, want ik ging naar het hete bad en dat was een andere ingang.

In het hete bad ging ik kijken naar mijn zus die ik watertherapie cadeau had gedaan en terwijl ik aan de rand zat, werden twee mensen in het water getakeld wier benen en armen zo in elkaar geknoopt zaten dat het leek alsof ze ergens ooit, in een vorig leven of in een vorig lichaam, te krap hadden ge­zeten. Toen ze uit het water werden getakeld, lagen die benen iets meer uit de knoop en ze werden vervolgens gemasseerd door twee mensen.

Ik vroeg me af of dat nog wel door de gemeenschap wordt betaald. Zwemles namelijk niet meer. Misschien dat de vrouw en haar zoontje daarom zo’n haast hadden. Dat ze geen zwemles wilden missen omdat je kind leren zwemmen tegenwoordig zoveel geld kost dat veel kinderen überhaupt niet meer leren zwemmen en er dus ook meer verdrinken. (Dat moet ook in het rapport hebben gestaan. Ingecalculeerde verdrinkingen bij bezuinigingen: 18.)

Zou ook dit uurtje watertherapie met elk nieuw kabinet zo verdedigd moeten worden, vroeg ik me af. En met welke woorden dan? ‘Het is wezenlijk voor het welzijn van een mens om af en toe even niet in de knoop te liggen. Om gewoon een uurtje per week niet het gewicht van je lichaam zo te moeten dragen.’

Toen ik de volgende dag de trein nam en iemand verbaasd vroeg of we ook mondkapjes in de trein aan moesten, gaf ik haar mijn reserve-exemplaar. Ze was even sprakeloos en zei dan, bij het instappen, tegen haar man: ‘Hoe prachtig.’

Ik moest lachen. Zoals ik ooit in Schotland moest lachen toen ik aankwam bij een kustplaatsje, omdat ik zoveel schoonheid niet voor mogelijk had gehouden.

Dat twee oude mensen een wereldbeeld hadden dat nog te kantelen viel met zoiets lichts als een mondkapje, deed me blijkbaar denken aan iets waarvan ik dacht dat het niet kon, niet bestond.

Even leek het alsof ik hun wereldbeeld had gekanteld, maar zij ook dat van mij. Wereldbeeld is misschien een groot woord, maar het was goed dat wij elkaar tegenkwamen op het perron, omdat we elkaar tot dat moment niet voor mogelijk hadden gehouden.

Link naar de column